De legende van Sotê

·

De legende van Sotê ·

De 3 beproevingen van Nop, de kleine Sotê

Er was eens een jonge Sotê van ongeveer 170 jaar oud, niet groter dan drie appels. Onder zijn rode muts omlijsten zijn grote puntoren een gezicht met een ondeugende blik, een prominente neus en een aanstekelijke glimlach. Jong, nog steeds baardloos, maar al behoorlijk lui. Hij was nergens goed voor! Terwijl zijn broers hun nachten doorbrachten met het repareren van schoenen, het herstellen van kleding, het slijpen van de bijlen van de dorpelingen en het naaien en weven voor de boerinnen, sliep hij! Hij was gemakkelijk te vinden, want hij snurkte lekker tegen een zak meel aan. Als de ochtend aanbrak, smulde hij van de offers die de boeren hadden achtergelaten. Hij hield er ook van om de inwoners van de gemeente ondeugende streken te leveren, nooit echt gemeen, net genoeg om een beetje te lachen in de baard die hij nog niet had.

Op 31 december 1700, een vrijdag, bedekte een dikke laag door de vorst verharde sneeuw de heuvel van het calvarie. De maan verlichtte de helling met een witachtige gloed. De dennenbomen stonden roerloos. Niets verstoorde de stilte van de nacht.

Maar onder de heuvel, in de grote zaal van de grot van de dwergen, had Riwal, de koning van de Sotês, zijn volk bijeengebracht. Zittend op zijn natuurlijke stenen bank, met zijn rug tegen de muur, keek hij naar zijn onderdanen die bijeen waren in deze zaal, waarvan de muren glansden waar ze niet bedekt waren met fijn mos. Het licht van de fakkels deed schaduwen dansen op de leisteenmuren.

Plotseling verbrak hij de stilte: "Nop, nu is het genoeg! Slapen en eten zijn je favoriete bezigheden, afgezien van de streken die je uithaalt. Ik heb besloten je te verbannen totdat je drie proeven hebt doorstaan. Wingmouse, de koninklijke vleermuis, zal op je letten en je mijn bevelen doorgeven. Pak je spullen, je vertrekt maandag bij zonsopgang."

Nop voelt nu de angst hem overvallen. Hij heeft geen zin om nieuwjaar te vieren met zijn vrienden. Hij is ongerust en kan, ongelooflijk genoeg, de slaap niet vatten.

Maandag bij zonsopgang, bij de ingang van de grot, kondigde Noctua hem de eerste proef aan. “Riwal geeft je deze kromme bezem, symbool van je grappen. Elk takje brem staat voor een van je dwaasheden. Als je je plaats onder ons wilt terugwinnen, moet je elk takje tussen zonsopgang en zonsondergang laten verdwijnen. Als je faalt, komt het takje terug op zijn plaats en moet je die dag opnieuw beginnen.”

De Sotê kwam aan in Meiz bij Henri Jacob, een oude, alleenstaande boer. Hij herinnerde zich dat hij de gouden munten van de oude vrek in de emmer met as had verstopt. Hij liep voorzichtig naar voren, maar de hond rook hem en begon luid te blaffen. Nop is bang, verstopt zich in een struik, haalt diep adem en herhaalt dit tien keer voordat hij erin slaagt het goud in de kist te stoppen. Zo gaat hij van dorp naar dorp, van huis naar huis. Na een jaar hard werken blijft alleen de steel van de bezem over.

Noctua verschijnt weer. "Dat heeft lang geduurd! Hier is de tweede proef. Die duurt tot het begin van de volgende winter. Je eet alleen wat je hart heeft verdiend, niet wat je hand heeft gestolen. Je doet anoniem goede daden. Als een weduwe niet weet hoe ze moet ploegen, help je haar, als een vrouw niet weet hoe ze dood hout moet verzamelen, verlicht je haar werk, als de klompen van een man gerepareerd moeten worden, doe je dat..." De verbannen man denkt dat het werk in de stad minder zwaar zal zijn en dat de stadsbewoners gul zullen zijn. Helaas wordt de regio getroffen door een verschrikkelijke hongersnood en ondanks zijn inspanningen krijgt Nop niet elke dag genoeg te eten. Hij is gedwongen zich te voeden met bessen, paddenstoelen, fruit en knollen. Hij wordt vegetariër omdat hij niet goed is in jagen of vissen.

Op 21 december kijkt hij omhoog en ziet Noctua aan de hemel. "Ga naar Fagne, loop naar de oude eik, de Tchân as Tchân. Aan de voet ervan vind je een plas water waarin de maan weerspiegeld wordt. Als je erin slaagt om de weerspiegeling mee terug te brengen zonder dat deze breekt of verdwijnt, zal de koning een einde maken aan je verbanning."

Nop liep lang door het drassige moeras. Om hem heen werd de mist steeds dichter. Elke stap zakte weg in de zwarte turf. Hij viel, stond weer op en ging verder. Nachtvogels krijsten en in de verte huilden wolven. Zijn hart klopte in zijn keel, angst bekroop hem, maar hij bleef doorgaan naar de oude boom. Aan de voet ervan glinsterde een plas. De wind was gaan liggen, de mist was opgetrokken. In het heldere water zag hij de maan, hij bukte zich, schepte een handvol ijskoud water op en vertrok moedig naar de grot waar koning Riwal op hem wachtte. "Je hebt je fouten goedgemaakt, je hebt gegeten zonder te stelen, je hebt je angst, de kou en de nacht overwonnen. De dwaas die je was, is in de Fagne achtergebleven. Je bent welkom bij ons en om onze hereniging te vieren, zullen we ons in de kerststad verzamelen nadat de mensen zijn vertrokken."

Dany Noël

Un début d'elfe avec une casquette de Noël rouge, une veste verte, un foulard rouge, et des chaussures beige, souriant en posant avec les mains sur les hanches.